Broedende watervogels in Kollum

vr. 1 mei · 00:002009 · 00:00 · Archief RTV NOF

Deze zwaan heeft het nest op het water gebouwd. Zwanen zijn monogaam; een paar blijft hun hele leven bij elkaar. Het nest bevindt zich op de grond of op een berg …

Deze zwaan heeft het nest op het water gebouwd. Zwanen zijn monogaam; een paar blijft hun hele leven bij elkaar. Het nest bevindt zich op de grond of op een berg plantaardig materiaal in of op de oever van water. Het vrouwtje broedt gemiddeld zes bleke, effen eieren uit. Ondertussen houdt het mannetje de wacht. Bij het verdedigen van hun broedsel kunnen mannetjes behoorlijk agressief zijn. Hierbij schuwen ze zelfs niet om mensen die te dichtbij komen aan te vliegen. De taak van het mannetje houdt niet op bij het bewaken van het broedende vrouwtje: bij sommige soorten helpt het mannetje ook met het uitbroeden van de eieren.


De nestjongen hebben nog een grijze of bruine donsvacht en een relatief korte hals. Al een paar uur na het uitkomen, kunnen ze al lopen en zwemmen. Het zijn dus nestvlieders Gedurende enkele maanden worden de jongen door beide ouders warm gehouden en bewaakt. Voedsel zoeken doen ze zelf. Zwanen zijn elegante vogels met een lange hals. Ze zijn zwaargebouwd en stijgen moeizaam op van het water. Daarbij trappelen ze en slaan ze krachtig met de vleugels. Ze hebben een onhandige, waggelende gang.


Drijvend nest van de Fuut


Het nest bestaat uit een eenvoudige hoop waterplanten en ligt verankerd. Af en toe drijft het los. Wanneer een ouder het nest verlaat, worden de eieren afgedekt met wat fijn plantaardig materiaal. De ouders broeden om de beurt. De witte of blauwgroene eieren komen na drie à vier weken uit. De jongen zijn opvallend gestreept. De eerste weken worden de jongen op de rug van de ouders meegedragen. Ze worden zo beschermd tegen snoeken en reigers. Na 10 weken zijn ze zelfstandig. Na de rui is het winterkleed van een halfwassen fuut gelijk aan dat van de oudervogel
In het zomerkleed is de fuut dankzij de halskraag en de verlengde veren op de kop een goed herkenbare soort. In het winterkleed verliest de vogel deze opvallende kenmerken, en is dan minder kleurrijk. De kraag en de kopveren ontbreken bij jonge vogels, terwijl dan over de kop en de hals nog dunne, witte strepen lopen. Het baltsgedrag van futen is erg spectaculair: beide vogels zwemmen met gestrekte hals naar elkaar toe en rijzen met de borsten tegen elkaar op uit het water. De vogels schudden hierbij met de kop en bieden elkaar plantenmateriaal aan.


Deze witte eend heeft het wat hoger op gevonden


In maart maken ze “verkenningsvluchten” om een geschikte woning te zoeken. De man beslist uiteindelijk waar de woning komt. De vrouw zorgt voor de inrichting van het nest en legt zo’n tien eieren. Deze eieren worden uitsluitend door het vrouwtje bebroed omdat zij in tegenstelling tot haar man goede schutkleuren heeft. Eerst blijft de woerd nog in de buurt van het nest. Vaak begeleidt hij zijn vrouwtje als ze het nest even verlaat voor haar ontbijt en avondmaal. Na een week houdt het mannetje het voor gezien en verlaat voorgoed zijn vrouwtje. Een woerd ziet dus nooit zijn eigen jonkies. Op het water is de eend voor roofdieren moeilijk te vangen. Maar om te broeden moet het wijfje het land op. Daar is ze kwetsbaar, al is ze uitstekend gecamoufleerd. Eendenkuikens moeten vaak aan land om te rusten. In sloten en vijvers met steile oevers verdrinken veel jonge eendjes: die kunnen de kant niet opkomen en raken uitgeput.


meerkoet


In de paartijd zijn meerkoeten vaak agressief naar soortgenoten of belagers. Mannetje en vrouwtje bouwen samen een nest, meestal tussen het riet. Ze broeden om beurten en brengen ook samen de jongen groot. De jongen verlaten al als ze een paar dagen oud zijn het nest. Het zijn dan grappige zwart-donzen bolletjes met een rood gezichtje. Na acht weken zijn ze volledig zelfstandig.
De meerkoet bezet vroeg in het voorjaar zijn territorium en verdedigt dat aggressief tegen indringers. Meerkoeten worden niet veel vliegend gezien omdat ze moeizaam starten. Bij het opvliegen nemen ze een aparte aanloop terwijl ze de vleugels op het water slaan. Tijdens het broedseizoen blijven ze meer tussen het riet. In najaar en winter vind je ze vaak in grote groepen, dicht opeengepakt. Een bekende eigenschap is het ruzieachtige gedrag, waarbij veel met water gespetterd wordt. Van oorsprong zijn meerkoeten echte moerasvogels, met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen op drijvende vegetatie (kraggen) en wortels van riet- en lismoerassen.


© Foto’s: Sake Beerstra

Heb jij nieuws of een opmerking? Stuur de redactie een WhatsApp.
Stuur je tip, video of foto's naar:
0511-441202 of nieuws@rtvnof.nl.